vrijdag 1 december 2017

De wereldwijde vegetariër (1) India

India

Voor vegetariërs is India het paradijs op aarde. In geen enkel land ter wereld is het zo gemakkelijk om vegetarisch eten te vinden. Hoewel de Indiërs zelf met het stijgen van de welvaart steeds meer vlees (vooral kip) eten, is er een enorm aanbod van vegetarisch eten. En wat misschien nog belangrijker is, iedereen begrijpt meteen wat je bedoelt als je om veg vraagt. Áls er in een plaats een restaurant is, is er ook een veg restaurant te vinden.

Noord Indiase Thali

lunch

Voor de lunch is de beste keus meestal een thali (Noord India) of een  meal (Zuid-India). Veel restaurantjes serveren hier rond de middag grote hoeveelheden van. Om het beste restaurant te kiezen ga je bij de uitgang van het busstation staan; aan de overkant van de weg is een rijtje thali-restaurants; waar het het drukste is, schuif je aan. Het is volkomen normaal dat je je tafel deelt met anderen. Soms moet je vooraf bij de kassier een voucher/coupon kopen voor een maaltijd. De special heeft dan een extra toetje. Aan de ober hoef je nauwelijks iets te zeggen, misschien "meal" en je vinger opsteken. 

In Zuid-India krijg je een bananenblad voor je. Daar sprenkel je een paar druppels water op die je er dan weer afveegt of schudt. Verschillende obers komen langs die achtereenvolgens rijst, droge groentes en sambar uit een grote schaal of emmer scheppen. In principe scheppen ze onbeperkt bij, tenzij je een limited meal besteld hebt. In sommige regio's krijg je chapati of een ander soort brood pas als je je rijst ophebt - in andere regio's is het precies andersom.
Zuid Indiaas Meal

In Noord-India krijg je een roestvrijstalen schaal met roestvrijstalen bakjes met de verschillende gerechten, die iets meer sauzig of curry-achtig zijn, en een dahl. De ober schept dan de rijst daartussen op.

diner

Restaurants zijn onderverdeeld in veg en non-veg, en dat staat vaak met een bordje aangegeven. In grotere hotels zijn vaak twee verschillende restaurants met volledig gescheiden keuken, de een veg en de andere non-veg. Oh ja, in kleinere plaatsen in Zuid-India wordt de term hotel ook wel gebruikt voor een heel klein restaurantje. Voor een overnachting zoek je een opschrift boarding of lodging. In kleinere plaatsen zijn er soms weinig of geen restaurants, en de kwaliteit kan ook erg uiteen lopen. Aarzel niet om te gaan eten in een groot hotel (als dat er wel is) – zelfs als de hotelkamer ver boven je budget is, is het eten in het uitstekende restaurant goedkoop.
Voor mij bestaat het ideale menu uit een groente-curry/masala, een dahl-variant, rijst en plain naan of chapati. Als je groente in een saus ligt, heet dat gravy (dat verwijst niet naar "jus"), anders is het dry ("dry" staat niet altijd op de kaart maar kan op verzoek gamaakt worden).


In een Indiaas veg restaurant staat geen ei op het menu. Veel gerechten zijn veganistisch, behalve het schaaltje met yoghurt/curd en het toetje. In Noord-India zit er door veel gerechten ghee, een soort boter. Biriyani wordt met veel ghee gemaakt en is in het zuiden vooral populair bij bruiloften en partijen. Dan zit er vaak ook kip of schaap doorheen.

koffie en ontbijt

Koffie is in Noord-India niet erg gangbaar en soms moeilijk te vinden. In het zuiden is het overal te krijgen. Tot voor kort was dat vaak een klein schepje oploskoffie in een bekertje buffel-melk met veel suiker - vraag om half sugar of suger separate en extra strong. Tegenwoordig is er gemakkelijker filterkoffie te krijgen van behoorlijke kwaliteit.

Als je je eigen ontbijt wilt verzorgen, zijn de meeste ingrediënten gemakkelijk te krijgen. Havervlokken of white oats zijn in ieder kruidenierswinkeltje te koop. Fruit op iedere straathoek. Yoghurt/curd soms in een "supermarkt" en vaak in een klein winkeltje met melkproducten. Ze zijn te herkennen aan een koelkast en een reclamebord voor het regionale melk-merk. Met een beetje rondvragen vind je ze wel. In geval van nood kun je mango-sap over je havervlokken gieten.

De pakjes koffie die je bij de kleinere kruidenierswinkeltjes kunt kopen, bestaan meestal voor een groot deel uit chicorei, surrogaatkoffie. Gemalen (pure) filterkoffie is in Zuid-India te koop in de grotere steden, bij outlets van de verschillende koffiemerken. Daar wordt het ter plekke voor je gemalen en verpakt. Sommige "supermarkten" verkopen die pakjes ook. 
Narasus's coffee outlet, Coimbatore


meer

Meer afleveringen van de wereldwijde vegetariër.

zondag 19 november 2017

Reisblog 40 jaar later (4/4) Marokko, in je eigen wereldje

2017-2018. Deze winter is het 40 jaar geleden dat ik mijn eerste grote reis maakte. Wat is er veel veranderd. In hoe ik zelf reis. En in hoe jonge mensen reizen.
We waren weken onbereikbaar. Poste restante betekende dat iemand een brief stuurde naar een postkantoor, waar je dan ging kijken of er wat voor je lag. Naar huis bellen deed je een keer per reis vanuit de internationale telefooncentrale, achter het hoofdpostkantoor, herkenbaar aan de zendmasten op het dak. 
Zelfs Email en Internetcafés bestonden nog niet. Laat staan dat je een laptop, tablet of smartphone meeneemt en er van uit gaat dat er wifi in het hotel is. Je had je eigen mini-wereld, zonder veel afleiding door het thuisfront.


Essaouira 

Intussen reisde ik samen met Ewin, een Canadese jongen. We namen de bus van Marrakesh naar Essaouira, een klein stadje aan de kust. Daar sliepen we eerst in een hotel, maar de volgende dag gingen we plas­tic zeil en een watercontainer kopen, om ons in te richten op een kampeer­partij aan het stra­nd. Een stukje buiten de stad vonden we een mooi plekje in de duinen. Daar gezellig thee en een soepje gebrouwen, en vroeg onder de wol.
Tja, en toen we de volgende ochtend wakker werden... waren al onze spullen verdwenen! Een duidelijk geval van beroofd zijn. Ik had m'n paspoort en het meeste geld in m'n slaapzak, dus dat was er nog. Ewin had ook een deel van z'n geld daar. Zijn paspoort en mijn bril lagen iets verderop. Maar behalve de kleren die we aanhadden, was alles weg - zelfs onze schoenen!

Dat werd dus een trieste (af)gang, terug naar Essaouira. Eerst dronken we even wat op een terrasje om van de schrik te beko­men. Toen naar de politie om aangifte te doen. Daar liepen ze al niet hard voor ons, maar toen ze hoorden dat we onze pas­poorten nog hadden, waren ze helemaal niet meer geïnteres­seerd - dat was ongetwijfeld de reden dat ze Ewin's paspoort hadden achtergelaten. En mijn bril uit een soort compassie. Jammer dat ze m'n contactlenzen waarschijnlijk niet herkend hadden en er het­zelfde mee gedaan. Daar had zéker niemand anders wat aan.

Vervolgens gingen we maar uitgebreid inkopen doen - schoenen, sokken, toiletspullen, pennen, etc. En toen namen we maar weer onze intrek in een hotel.
We bleven nog ruim twee weken in Essaouira, en ondanks het idee dat degenen die ons bestolen hadden, hier waarschijnlijk gewoon rondliepen en het van ons wisten, was het een zeer genoeglijke tijd. De 'locals' vielen je hier ook veel minder lastig dan in Marrakesh - of was dat omdat ze wisten dat alles ons al ontstolen was?

We zaten veel op terrasjes in de zon, pratend met toeristen die kwamen en gingen, en dronken thee met zoetigheid; 's avonds werd er geregeld wijn gedronken; soms was er ergens popmuziek te beluisteren; er waren een aantal leuke restau­rantjes en cafés; in ons hotel voelden we ons prima thuis.
Onder de komende toeristen waren ook Sean en Gill, een stel uit Londen waar we veel mee optrokken, en die ik later dat jaar nog zou 'gebrui­ken' als eerste ingang om een plek in Londen de vinden.


De stad had een fort-achtige versterking naar de zee, vanwaar het een mooi uitzicht was op de vaak spectacu­lair uit elkaar slaande golven. Er was een sfeervol haventje, waar 's ochtends de vissersvloot binnenliep, en je verse, op houtskool ge­grilde vis kon krij­gen met brood en een schijfje citroen. Het centrum bestond uit smalle steegjes langs de wat grotere straat waar de meeste winkeltjes en marktkraampjes waren. 
haventje waar je verse vis kon krij­gen 
De meisjes/vrou­wen in Marokko waren erg mooi. Eerst dacht ik nog dat ik dat vond omdat je er in Tunesië en Alge­rije zo weinig van zag, maar ook andere reizigers viel het op. Zelfs de vrouwen met sluier, waarvan alleen de ogen zichtbaar waren, mochten er wezen. Op de markt werd ik eens door zo een paar ogen bijna verslonden. Maar natuurlijk kon er nooit iets gebeuren. Zelfs buitenlan­ders ónderling moesten zich netjes gedragen: ik zag een paar­tje dat in het openbaar zoende een keer de huid vol gescholden worden.
vrouw met sluier, alleen de ogen zichtbaar 
Een paar heerlijke weken. Je zou zo vergeten nog ooit te vertrekken, zo in je eigen wereld. Maar het moest er toch een keer van komen. Samen met Sean en Gill had ik een datum geprikt, 16 februari.

De laatste dag hing er een weemoedige sfeer, maar werden we nog eens getrakteerd op een extra mooie zonsonder­gang en extra mooie golven. Op het dak van het hotel vierden we een klein afscheidsfeestje. 
1978, 1994, 1997, 2017


Meer van 40 jaar geleden

Reisblog 40 jaar geleden (1 t/m 4)

dinsdag 14 november 2017

Reisblog 40 jaar later (3/4) In Algerije is het veilig

2017-2018. Deze winter is het 40 jaar geleden dat ik mijn eerste grote reis maakte. Wat is er veel veranderd. Landen die ooit ontoegankelijk waren, liggen nu aan je voeten. Landen die ooit veilig waren, zijn nu ontoegankelijk. Libië en Algerije veranderen wat dat betreft voortdurend van status. In Tunis kwam ik terecht tussen opstootjes en politie-charges die de aller-eerste voorlopers waren, van wat veel later de Arabische lente zou worden genoemd.

Om een beetje het wereldnieuws te volgen probeerde je zo nu en dan een krant te lezen. CNN bestond nog niet, waar we veel later in Thailand van afhankelijk waren om te zien dat de er twee straten verderop een opstand uitbrak, en dat het vliegveld nog voor één dag kerosine had. Dank zij die informatie konden we net op tijd het land uit.

Europa zuchtte onder de terreur van de IRA, de RAF, de ETA en de Brigrate Rosse en er vielen in die jaren véél meer doden dan er sinds "9/11" in Europa gevallen zijn. Het lijkt wel eens of we dat vergeten zijn...


Tunis

Ik zat er aan te denken om via Libië naar Egypte te gaan. Ik ging maar eens bij de Nederlandse ambassade/consulaat informeren naar de grensdocu­menten. Daar waren ze vooral erg boos dat mijn paspoort er zo slecht uitzag: verkreukeld, nat en gescheurd. 'Dat heb je in bruikleen van de Neder­landse staat! Daar moet je heel zuinig op zijn!'
De grens tussen Libië en Egypte was dicht na wat schermutselingen, dus dat leek niet zo'n goede keus. Dan maar westwaarts in plaats van oostwaarts! Een visum voor Alge­rije geregeld, waarvoor zowaar pasfoto's gemaakt moesten worden.
Mijn laatste dag in Tunis waren er relletjes en poli­tie-charges in de stad, in verband met de gestegen broodprij­zen of zo iets, maar het ging toch een beetje langs me heen. Ik stond er op een straathoek naar te kijken. Veel later zou ik lezen dat er een algemene staking was en dat bij het neerslaan daarvan tenminste 42 doden zijn gevallen.

Algerije

Algerije werd in die tijd niet door toeristen bezocht, en de enige buitenlanders waren Fransen die er om zakelijke of ontwikke­lingshulp-redenen waren. Dus ik trok heel wat bekijks, en had wel eens groepen kinderen om me heen of achter me aan. De Islamitische gast­vrijheid heerste echter volop. Lifters meenemen was een plicht, en ook in alle andere opzichten waren de mensen erg vriendelijk, behulpzaam en betrouwbaar. Taalpro­blemen waren er hier (in heel Noord-Afrika) nauwelijks: niet alleen sprak bijna iedereen Frans, maar omdat het voor henzelf ook niet de eerste taal was, ook nog eens heel wat langzamer en verstaanbaarder dan in Frankrijk.

Het eerste stuk vanaf de grenspost ging ik met een soort taxi, en daarna liftte ik verder naar Constantine. Dat was een vrij grote stad, waar ik een hotelletje vond. Het was een echte studentenstad, en de studenten vonden mij ook wel interessant. In een café sprak ik een jongen aan die me wel aardig leek, ene Messaoud. Daar trok ik verder mee op en ik kreeg zelfs onderdak bij hem­. Water was er in Constantine maar twee uur per dag. Zelfs het toilet was buiten die tijd niet te gebruiken, en het schoonma­ken en dragen van contactlenzen moest ik tijde­lijk opge­ven. Ook het wassen van kleding en mezelf gebeurde minder en minder.

Na twee dagen ging ik verder naar Algiers, de hoofdstad. Erg groot en druk. De zoektocht naar een hotel leverde hier niets op. Wel liep ik een Franse jongen tegen het lijf die een adres in een stad verderop had. Dus wij naar het station en met de trein. Die was niet alleen afgeladen vol, we stonden klem in het gangpad, maar had ook nogal wat zwartrij­ders. Toen de controle kwam, klom iemand uit het raam en ging buiten de trein hangen! Maar ja, zijn vingertoppen waren natuurlijk toch zichtbaar, en op het volgende station werd hij aan de politie overgeleverd. In Khemis-Milliana had een stel Fransen een flat, waar ik wel een dagje kon blijven. Daar kon ik luxe douchen en eten.

Verder ging het. Onder Oran langs, en daarmee wat afgedwaald van de doorgaande weg, kwam ik in een bergdorpje. Het sneeuwde er, en er was geen stroom en geen hotel. Dus ik ging maar eens op het politiebureau informeren, en kon daar gelukkig onderdak krijgen. Niet in een cel, maar in de wachtkamer op de bank. Een veiligere plek was er niet te bedenken. 

De volgende dag liftte ik verder, en nam een bus het laatste stukje tot de grens met Marokko. En daarmee had ik in een kleine week Algerije van oost naar west doorgestoken.
1977-1978, 1994, 1997, 2017

Meer van 40 jaar geleden


Reisblog 40 jaar geleden (1 t/m 4)

donderdag 9 november 2017

Reisblog 40 jaar later (2/4) No-budget in Tunesië

2017-2018. Deze winter is het 40 jaar geleden dat ik mijn eerste grote reis maakte. Wat is er veel veranderd. In hoe ik zelf reis. En in hoe jonge mensen reizen. 

Waar ik me over verbaas is wat een riant budget veel backpackers  hebben, tegenover het low-budget van toen. We zijn met z'n allen véél rijker geworden.

In Mysore keek ik een paar jaar geleden in de lobby van wat 20 jaar eerder mijn low-budget backpacker-hotelletje was. Inmiddels een geheel gerenoveerd luxe boutique hotel ruim boven mijn budget. Komen er twee jonge meiden met een grote rugzak binnen. Zegt de een tegen de ander: "Is dit niet te duur?". "Nee hoor, dit is het hotel waar mijn moeder vroeger ook geweest is, ze zei dat we hier moesten logeren."

Zelf reisde ik 40 jaar geleden no-budget. Of bijna dan toch: gemiddeld gaf ik 5 US-dollar per dag uit. Zelfs een hotel kon je uitsparen - soms omdat er eenvoudigweg geen wás.


Op de boot van Sicilië naar Tunesië had ik Peter en Erik ontmoet, een Duitse en een Franse jongen. We trokken een tijdje samen op. Liftend in zuidelijke richting strandden we in een dorpje vlak voor Mahdia. We brachten de avond met wat 'locals' door, en de nacht in een garage op een grote berg olijven. De volgende dag hebben we zo'n olijven-boomgaard bekeken. Onder de bomen spreidden ze zeilen uit, waarop ze de olijven opvingen.

Djerba


Verder, naar het eiland Djerba. Djerba was toen al een toeris­ten-nederzetting aan het worden. Er waren luxe-hotels waar heel veel Duitsers de kerstdagen doorbrachten. In zo'n hotel had je letterlijk alles: postkantoor, bank, discotheek, nacht­club met buikdanseres, restaurants, cafés, bars, winkels. Alleen te duur voor ons budget, dus we gingen op het strand slapen - nog steeds met z'n drieën. Ruim een week kampeerden we daar in een primi­tief soort hut van takken en bladeren op het strand. 's Nachts was het wel koel, en vooral vochtig, overdag was het zonnig en warm. We maakten soms mooie kampvu­ren, een keer met een com­plete boomstam. We bezochten 's avonds zo'n verderop gele­gen sjiek hotel, waarna je terug door het donker over een meter-brede greppel moest. We wasten onze kleren in de middellandse zee - het is geen goed idee dat met een spijkerbroek te doen. Met de kerstda­gen zwommen we in zee.  Zo nu en dan liftten we naar de stad (20km) of het dorp (6km) ver­derop, inko­pen doen op de markt, vooral om soep van te brouwen. Het was heel relaxed allemaal. De grootste wens was een douche.
Na een week ging ik met Matma­ta, een dorpje meer land­inwaarts. De huizen waren daar uitgegraven in de grond, rondom een soort diepe ronde kuil die als dorpsplein dienst deed. Daar veel in een café geze­ten (en geslapen, bij gebrek aan een hotel); thee gedron­ken; oud en nieuw laten passeren.

Grensplaats

Ik bracht een week door in Tunis-stad (waar ik wel in een hotelletje sliep) voor ik weer verder reisde. De stad uit gelift. Met het vallen van de avond werd dat moeilijker. Ik was in een dorpje beland waar wat opge­schoten jongeren zich om me 'ontfermd' hadden, en ik voelde me er niet zo prettig bij. Ze wezen me als onderdak een in aan­bouw zijnd huis, maar tegelijk zaten ze achter m'n rug de zijzakjes van de rugzak te onderzoeken. Uiteindelijk wilde een 'taxi' me wel weer meenemen naar het volgende dorp, maar tegen betaling, en het Tunesische geld was op... Maar voor een pakje thee deed hij het ook wel. In dat dorp was op straat intussen niets en niemand meer te zien, en ik installeerde me ergens op een veranda, een beetje uit het zicht, voor de nacht.
De volgende ochtend bleek ik in een soort schooltje te liggen. En samen met de kinderen kreeg ik ontbijt: een soort liga-koeken en melk gemaakt van Nederlandse melkpoeder.
Dit was al het grensdorp, maar ik zat wat zuidelijker dan de doorgaande weg, en er was hier dus erg weinig verkeer. Vol goede moed begon ik de wandeling op de weg die ze wezen, naar de grens. Slingerend door de heuvels was het een kilometer of drie naar de Tunesische grenspost. Dat was al even doorzetten, zo met de rugzak. Maar, oh schrik, daarachter begon een nie­mandsland van 13 kilometer naar de Algerijnse grenspost! Er zat weinig anders op dan door te wandelen. Een klein stukje kon ik nog meerijden op een of andere landbouwmachine, maar het was toch voornamelijk een héle lange wandeling...

De Algerijnse grenswachters keken ze wel een beetje op van zo'n vreemde snuiter, en vroegen zich af of mijn lenzen-spullen echt geen drugs waren. Maar ik mocht er in...
1977-1978, 1994,1997, 2017

Meer van 40 jaar geleden

zaterdag 4 november 2017

Reisblog 40 jaar later (1/4) Liften in Italie

November 2017. Deze maand is het 40 jaar geleden dat ik aan mijn eerste grote reis begon. Veertig jaar, eigenlijk niet te bevatten. Wat is er veel veranderd. In hoe ik zelf reis. En in hoe jonge mensen reizen. Het woord "tussenjaar" bestond nog niet. Het woord "liften" lijkt uit het reis-vocabulaire verdwenen. Een fenomeen uit een ver verleden.


Naar Florence - zoals de waard is, wordt hij vertrouwd door zijn gasten.

Die ochtend scheen de zon nog. Maar na Chur moesten we om­hoog, een heuse Alpen-pas over. En hoe hoger we kwamen hoe harder het ging sneeuwen. Al gauw ging al het verkeer op een slakke­gangetje. Zo nu en dan slipte er een auto, maar nog niet erg. Uiteindelijk stonden er steeds meer auto's verlaten op of langs de weg. Tergend langzaam ging het verder, of soms een kwartiertje helemaal niet. En door de dichte sneeuwbuien zag je werkelijk nog geen tien meter. Maar dat maakte niets uit, want als je zo nu en dan wel wat verder kon kijken, was toch allemaal wit, en zag je bijna niet hoe hoog de bergen en hoe diep de afgronden waren. Na een hele tijd ging het weer om­laag, en het ging zowaar wat beter en sneller. Tot zo'n 40 km voor de grens, waar de laatste bergpas begon. Alle auto's zonder sneeuwkettingen werden door de politie teruggestuurd. En dus ook die waarin ik zat. Uitgestapt dan maar. Maar geluk­kig alweer vrij vlot meegenomen door een Itali­aans echtpaar met een grote bestel­auto, dat tot Como, de grensplaats ging. Die laatste berg was inderdaad heel verschrikkelijk. Zonder zichtbare aanleiding gingen auto's zo nu en dan volle­dig om hun eigen as. Maar ook dat hebben we overleefd.
Bij de grens was ik al bijna uitgestapt, toen ik er achter kwam dat het echtpaar hier alleen een half uurtje zou blijven, en dan verder gaan naar Florence. Ik had nog geen idee wat ik in Italië wilde doen, maar van Florence had ik veel goeds gehoord. Dus ter plekke viel het besluit dat dat mijn eerst­volgen­de bestem­ming zou worden, en spraken we af dat ik verder mee zou gaan. Terwijl zij wat zaken gingen regelen, kon ik mooi geld wisse­len, en liet daarbij mijn bagage in de auto achter. Bij terug­keer een ernstige vermaning van het echtpaar, dat je zoiets in Italië nooit moest doen, en dat ze er gemak­kelijk met al mijn spullen vandoor hadden kunnen gaan. Mijn verweer was, dat ze al bij een eerdere stop mij alleen in de auto hadden gelaten, met de sleu­tel­tjes er nog in, en dat mensen die dat doen geen slechte gedachten konden hebben. Verbijste­ring en hilariteit.
Vanaf de grens naar Florence was het nóg 5 uur rijden. Vanaf daar ging de rit door het donker, en al was de sneeuw hier al van de weg geruimd, het bleef slecht weer om te rij­den. Door de Po-vlakte lang­s Milaan, en voorbij Bologne een nieuwe bergketen over. Daar geen sneeuw meer, maar toen begon het te misten!
Al met al een behoorlijk opwindende tocht door de elementen, van Zwitserland naar Italië. Maar in Florence was het tenmin­ste niet koud.


Naar Catania

Maar ja, ook in Florence kwam de winter steeds dichterbij, dus na twee weken ging toch verder. Van de Italianen die op Ponte Vecchio rondhingen kwamen er veel uit Sicilië, en ik kreeg een adres in Cata­nia, dus werd dat mijn volgende bestemming.

Liften deed je in Italië niet door je duim omhoog te steken, maar door de bestuurders aan te spreken bij benzine-stations of bij de toegang tot de tolwegen. Het duurde een paar uur voor ik dat door had, maar toen vond ik meteen een auto die tot Rome ging. Daarvan zag ik alleen de randweg. De volgen­de rit ging meteen tot Napels - alleen iets te ver de stad in, zodat ik weer een stuk terug moest. Op een gegeven moment, eigenlijk al op weg naar een hotelletje voor de nacht, zat ik bij mensen in de auto die zeiden: 'kijk, een vrachtau­to met Cataniaans nummer­bord!' Dus bij de volgende tol zorgden ze dat we daarnaast stopten, en kon ik 'overstappen'. Dan was het nóg 12 uur, over steeds smallere wegen. Al met al een monster-etap­pe, maar in zo'n 24 uur was ik van Noord- in Zuid-Italië gekomen.

1977, 1994, 1997, 2017

Meer van 40 jaar geleden

Reisblog 40 jaar geleden (1 t/m 4)

zondag 22 oktober 2017

The Breeders in de Melkweg


Good morning” is het openings-akkoord van de single die de Breeders uitbrengen aan de vooravond van hun tournee. Het doet denken aan Last Splash, het legendarische album van de Breeders uit 1993. Ze zijn terug in die bezetting en met die sound.

De Breeders ontstonden als nevenactiviteit toen Kim Deal bassiste bij de Pixies was, maar daar te weinig inbreng kreeg. Het immense belang van de Pixies voor de ontwikkeling van de moderne muziek is vaak geïllustreerd met het citaat van Curt Curbain dat hij met Nirvana probeerde de Pixies te imiteren – met meer commercieel succes. Minder bekend is dat Curt ook zei dat hij graag had gezien dat Kim meer Pixies-nummers had mogen schrijven. Enfin, over de invloed van de Pixies en Kim Deal zijn boeken vol te schrijven.

Maar nu is het 2017. Nirvana en de originele Pixies bestaan niet meer, Kim is nuchter en de Breeders staan op eigen benen. In de Melkweg.

*

De zaal is nog half leeg als het voorprogramma begint, de Pins uit Manchester. Maar als die uitgespeeld zijn, is het bomvol. Het doorsnee publiek is al even onopvallend gekleed als we Kim kennen. Geen expressie van subculturen, geen opvallende uitdossing.


The Breeders
Kim is het middelpunt op het podium en duidelijk het hart van de band. Met opvallend veel plezier zingt ze en speelt ze gitaar. Drummer Jim zorgt met al even veel plezier voor de drive en dynamiek. Josephine speelt cool en onbewogen haar basgitaar. Kelly heeft al haar aandacht nodig voor haar gitaar, ze kijkt steeds geconcentreerd naar haar handen als ze speelt.

We krijgen een anderhalf uur durende set voorgeschoteld vol korte en krachtige nummers die de vier decennia van Kim's carrière omspannen. Zelf hebben ze ook het nodige historisch besef: "In de zaal hiernaast speelt nu Philip Glass. Dit nummer is van de Safari EP die we in 1993 in zijn studio in New York opnamen." "Dit nummer speelden we in 1992 toen we op tournee waren met Nirvana, hier in de kleine zaal" (die niet meer bestaat). "Back to the eighties" als aankondiging voor Gigantic, de eerste single van de Pixies, opgebouwd rond Kim's baspartij. Ze ruilt er speciaal bass en gitaar voor om met Josephine. Kelly neemt Joey's snerpende gitaar-riffs met verve over.

Instrumenten worden ook gewisseld voor Off you. Nu speelt Kelly bas, maar ze moet dat op de grond zittend doen, om het akkoorden-schema van een groot vel papier te kunnen lezen. Roadie Mike, die voor de gitaren zorgt, speelt ook een partijtje mee. Het resulteert allemaal in een aangrijpend mooie uitvoering.

Generale repetitie voor de tour in Newport, KY
De uitvoeringen van Drivin' on 9 en Beatles-cover Happiness is a warm gun laten zien hoe ze ieder nummer naar hun eigen unieke sound kunnen omvormen.
Na een week met de Pins op tournee te zijn, hebben ze ontdekt dat Pins-zangeres Faith ook viool speelt, en dat is precies wat nodig is voor Drivin' on 9. Vandaag speelt ze voor het eerst mee, en het is de perfecte aanvulling. Dit had uitgesponnen mogen worden tot een lange uitvoering, maar zelfs dit nummer blijft onder de drie minuten.

De Breeders spelen alles behalve als een geoliede machine. De gitaar-wissels duren te lang en gaan soms verkeerd. In het begin staat Kim's zang te zacht. Er wordt voortdurend gerommeld aan de voetpedalen. Kim moet Kelly uitleggen welke partij ze moet spelen in Wait in the car. Maar de vreugde, volatiliteit en energie die in de Kim's geweldige composities en arrangementen gelegd worden, zorgen voor een gedenkwaardige avond.

Meer concerten 

Lees hier meer concert-reviews


woensdag 19 juli 2017

Bos en Lommer (7) Van de Eufraat naar de Amstel


De lekkerste falafel die ik ooit gehad heb, was in Deir-ez-zur, in Syrië. Toegegeven, ongetwijfeld hielp het dat we die dag onze lunch gemist hadden. Bij het bezoeken van de opgravingen van Dura Europos hadden we er op gerekend dat bij de ingang wel een stalletje met eten en drinken zou zijn. Maar blijkbaar was de site meer van archeologisch dan van toeristisch belang, want er was geen enkele voorziening. Vooral het gebrek aan water – de Eufraat leek ons geen drinkwater – viel zwaar. Onze redding kwam van een paar lokale bouwvakkers in het veld, die een meloen met ons deelden. Dus terug in de stad hadden we wel trek. En de falafal smaakte zo goed dat ik 'm, nu precies 20 jaar later, nog niet vergeten ben.


Toen op de hoek van de Bos en Lommerweg en de Haarlemmerweg een Syrische snackbar / grillroom geopend werd, waren de verwachtingen dan ook hoog gespannen. Het uiterst hartelijke onthaal door de uitbater, met een kopje koffie van de zaak, haalde nog meer herinneringen op aan de gastvrije Syriërs. De zaak zag er netjes en fris uit, en de naam Eatopia was speels. De gevarieerde menukaart probeerde in te spelen op de gevarieerde bevolking van de buurt. De afspraak om binnenkort een broodje falafel te komen eten, werd snel gemaakt.


Maar de volgende dag, rond lunchtijd, was de zaak dicht. En een week later, rond lunchtijd, ook weer. Het is moeilijk voor een opstartende zaak om vaste openingstijden te hebben, want er is altijd wel nog iets wat vergeten was, gauw nog geregeld of gehaald moet worden.

Dus wij blijven nog even in blijde afwachting hoe de falafel hier zal smaken. Hopelijk binnenkort op deze plek nieuws...

Amsterdam, zomer 2017

PS

Nadat Eatopia verontrustend lang dicht bleef, is de zaak dit jaar heropend met een nieuwe uitbater. Met heerlijke patat en krokante falafel. Een aanrader!

Amsterdam, najaar 2019

PSPS

Drie jaar later is Eatopia een begrip in de buurt. Rafael is allom bekend bijzonder hartelijk. 

Amsterdam, najaar 2022

Meer Bolo blogs 

Lees hier meer Bos en Lommer koffie- en lunch-reviews

zaterdag 27 mei 2017

Noten op zang

Er was eens een walnoot
Die woonde op een boot
Het viel 'm niet mee
Het leven op zee
Want zoals de naam al zegt
Was hij voor een leven aan wal in de wieg gelegd

*
Er was eens een cashewnoot
Die stond heel erg rood
Hij kon niet meer pinnen
En met cash kun je ook niets meer beginnen

*

Er was eens een kastanje
Die hield veel van oranje
Oh wat was dat mooi
Meedoen aan een eindtoernooi
Maar nu was het balen
Hoe die plaatsing uit het vuur te halen?

*
Er was eens een amandel
Al heel vroeg aan de wandel
Nog voor de ochtendstond
Was zijn roeping wat hij vond
“Ik wil mijn ware zelf zijn
Ik wil veranderen in marcepein”



zondag 7 mei 2017

Tien memorabele gerechten (7/10) Geeta lodge - Junagadh


Hoewel ik al vaak in India geweest was, was de deelstaat Gujarat in 2017 nieuw en verrassend anders. Dat gold ook voor het eten. Gujarati thali is een klasse apart tussen de noord Indiase thali's. Een roestvrijstalen schaal met daarop allemaal kleine bakjes met heerlijke gerechten, curries, masala's, dry dishes. De allerlekkerste heb ik bij de Geeta Lodge gegeten, maar er zijn meerdere uitstekende plekken in town. De eerste lunch zochten we meteen nadat we met anderhalve dag vertraging in Junagath waren aangekomen.


Uit mijn dagboek in januari 2017:

"Intussen was het half drie en hoogste tijd voor de lunch. Een wandeling naar een strip tegenover het station waar een fameus thali restaurant zat, Geeta Lodge. En het maakte die faam helemaal waar. Zogauw we zaten werden vier borden neergezet, en kwamen de verschillende obers langs om de verschillende bakjes te vullen met curries, groente, dhal en chappatti. Toen de chappatti op was kwam de rijst. En alles werd voortdurend bijgevuld. Maar het belangrijkste was hoe ongelooflijk lekker het was. Begrijpelijkerwijs was het een komen en gaan en stond buiten soms zelfs een korte rij." 

Meer:

Hier vind je meer Waterlily foodblogs

vrijdag 17 maart 2017

Brood blog 5: Een nieuwe broodrooster… hoe moeilijk kan het zijn?

Gastblog


Wij bakken altijd ons eigen brood (zie dit recept), en dat is verschrikkelijk lekker, dus meestal snel op. Maar als er na twee dagen nog wat over is, merk je ook dat zelfgebakken brood zonder al die broodverbeteraars en andere toevoegingen snel oud wordt. Maar geroosterd smaakt het dan nog prima. Dus een broodrooster in huis is fijn. 

Toen de ruim twintig jaar oude het begaf, togen wij naar onze favoriete electronica- en witgoedzaak voor een nieuwe. Een kort vooronderzoek op internet had al uitgewezen wat we wilden: een Russell Hobbs in dezelfde kleur rood als ons koffiezetapparaat. Hij had een ‘lift’ voor kleine boterhammen, en een opzetrekje voor bolletjes. Dat was al meer dan ik ooit van een broodrooster had verwacht. En verder kan je je aan een broodrooster geen buil vallen. Toch?

Thuisgekomen met onze nieuwe aanwinst bleek al gauw het eerste grote nadeel van dit apparaat: een ultrakort snoer. Te kort voor de plek op het aanrecht die we in gedachten hadden. Niet handig, maar ok, met een verlengsnoer los je dat wel op. 

Maar vervolgens bleek dat je je aan een broodrooster dan misschien geen buil kan vallen, met wel flink je vingers branden. Bij het voor het eerste gebruik op de hoogste stand inschakelen, werd de buitenkant van onze mooie rode toaster gloeiend (maar dan ook echt gloeiend) heet. Als je goed keek, zag je dat er een soort gevarendriehoekje op de zijkant was aangebracht, om je hiervoor te waarschuwen. Het was dus geen fabricagefout, het hoort gewoon zo. Omdat we geen zin hadden in brandwonden, hebben we hem teruggebracht (gelukkig kan dat zonder problemen bij onze favoriete winkel 😊).

Uit hernieuwd onderzoek op internet bleek er een term te bestaan voor broodroosters die niet heet worden: die hebben een zogenaamde “koele wand”.  Weer wat geleerd.

Koele wand, snoerlengte van meer dan een halve meter, RVS buitenkant, zo’n handige lift. Oh, en voor ons zelfgebakken (en dus handgesneden) brood is het ook handig als de openingen groot genoeg zijn voor extra dikke boterhammen. Zo werd het toch nog een lang lijstje met wensen. 

Een exemplaar van Philips vervulde al deze wensen en ziet er ook nog mooi uit, ook al is-ie dan niet rood. Superhandig is ook dat het opzetrekje geen los onderdeel is dat je weer ergens moet opbergen, maar een integraal onderdeel is van het apparaat.

De eerste geroosterde boterhammen zagen er mooi uit, en smaakten prima.


Waar moet je op letten:

  • koele wand (tenzij je het niet erg vindt om je vingers te branden)
  • snoerlengte (50 cm is echt heel kort)
  • broodlift voor kleine boterhammen
  • als je zelf brood bakt, of ongesneden brood koopt: extra brede openingen voor dikke boterhammen

Meer brood-blogs:

Lees hier de andere brood-blogs.


woensdag 25 januari 2017

India Reisverslag2017/3 Amdavad (Ahmedabad), Gujarat

...een bruisende, bijna overkokende stad vol levendigheid en tegenstellingen, armoede en kansen, traditie en vooruitgang...

Amdavad oude stad

De Jama Mashid, Vrijdagsmoskee, is 600 jaar geleden gebouwd, kort na de stichting van Achmedabad (Amdavad) door Achmed Shah. Hij had duidelijk toen al grootse plannen, want de grote binnenplaats biedt plaats voor vele duizenden gelovigen, en het hoofdgebouw ook. 260 Pilaren creëren een mystieke sfeer, het beeldhouwwerk is zeer verfijnd, de verhoudingen in de afmetingen zijn perfect. Of er vroeger kleuren gebruikt zijn weet ik niet, maar de consistente steenkleur van nu draagt bij aan de sereniteit. De overkapte rondgang om de binnenplaats had muurschilderingen van grote arabische letters. Het was nog rustig, zo halverwege de ochtend, en het gebouw was werkelijk indrukwekkend.
Ernaast stond het mausoleum van Achmed Shah, samen met zijn zoon en kleinzoon. De graven nog dagelijks vereerd en onderhouden en toegedekt met kleurige doeken. Ook dit gebouw was een meesterwerk van architectuur en beeldhouwwerk. We zaten een tijdje op het trapje bij de ingang en zagen een mini-wijkje voor ons. Gebouwd vlak naast het mausoleum, rondom een paar onbekende graven waar de was boven wapperde, maakten meisjes zich klaar om naar school te gaan, werden geiten gehoed (een baby geitje zorgvuldig in een kribbe), zaten vrouwen op een houtvuurtje chappatti's te bakken, en was om de hoek een theestalletje. Poezen wandelden op hun gemak over straat. Het was een heerlijk huiselijk en rustgevend tafereel, je zou er zo bij willen intrekken.
Dit was tegelijk het hart van, en een andere wereld dan de metropool die Amdavad in die 6 eeuwen geworden was. Gister in de bus reden we kilometer na kilometer langs industriële complexen, vervolgens door grote wijken vol moderne kantoren, voor we het centrum ingingen waar het verkeer krioelde langs arme wijken. Het was een bruisende, bijna overkokende stad vol levendigheid en tegenstellingen, armoede en kansen, traditie en vooruitgang.
Weer ernaast was het mausoleum van Rani, de vrouw van Achmed Shah, ook helemaal ingebouwd door de oprukkende stad. Als gebouw was het ook weer schitterend, met veel verfijnd beeldhouwwerk, maar het was veel minder goed onderhouden. Op de verhoogde omloop woonde zelfs een gezin. Ze waren toch nog beter af dan het gezin dat we gister op de stoep niet ver van ons hotel zichzelf toe zagen dekken voor de nacht. 


We liepen verder door het doolhof van steegjes. Motoren en fietsers zigzagden om de koeien en de kuilen en ons heen. Woonhuizen, winkeltjes, werkplaatsen. Dicht op elkaar stonden betonnen gebouwen en oude stenen huizen met haveli's, overhangende balkons van houtsnijwerk. Sommige onderhouden, de meeste verwaarloosd. Achter toegangspoorten lagen poles, buurtjes of miniwijken langs een steegje dat soms door huizen heen liep. We stonden daar een gevel te bewonderen toen een oude mevrouw ons binnen wenkte. Op haar armoedige binnenplaatsje was ook een gevel vol houtsnijwerk te zien.
Iets verderop was ineens een pleintje met een bankje, waar we even konden zitten. In twee uur hadden we hemelsbreed 200 meter afgelegd. Maar zo veel gezigzagd en zo veel gezien, dat we al bijna verzadigd waren.
Met de riksja naar een restaurant voor de lunch. Met z’n vieren achterin gepropt was de kleine driewieler overladen. Een kamikaze rit door het waanzinnige verkeer, links en rechts uitwijkend, in ieder gaatje duikend, remmen en optrekken. Vanuit andere riksja’s en vrachtautootjes werden we vrolijk toegezwaaid door sjofele mannetjes. Achter op een motor twee mooie meiden in moderne kleding, helemaal opgemaakt en gekapt. Als we stilstonden in het verkeer rook je pure uitlaatgassen. Hoe lang voor Amdevad vast zou lopen?

Stepwells

Een stepwell is een waterput met een trap uitgegraven tot het grondwaterniveau. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Om geleidelijk af te dalen tot de dieptes die hier nodig zijn, 20 tot 50 meter, moet je ofwel een soort trappenhuis uithakken, of een lange rechte helling bouwen. Deze was van dat laatste type. Die helling en de put zelf waren vervolgend bebouwd met hoogst geornamenteerde zijkanten, bogen, platforms. Over de volle lengte gaf dat mooie doorkijkjes, over de volle diepte zo'n vijf etages met balkons boven de waterput. Diep onder de grond met alle afdakjes was het ook een relatief koele plaats, en daarmee een soort dorpsplein rondom de pomp, waar roddels en nieuwtjes konden worden uitgewisseld. Er vlak achter was nog een put die wel met een katrol gebruikt kon worden. De elegantie van het totaalontwerp én de details van het steenhouwwerk waren prachtig. Eigenlijk was het een soort driedimensionaal binnenstebuiten gekeerd ondergronds kunstwerk, wat dan ook absoluut niet op foto’s te vatten was.
In totaal bezochten we 7 stepwells in Junagadh, Amdavad en Patan. 950 tot 500 jaar oud, eenvoudig tot rijkelijk bewerkr, in goede en in minder goede staat, in lijn of met trappenhuis, dieper en minder diep. Juist die variatie gaf een goed idee over de verschillen en overeenkomsten.

Noord-Zuid

Amdavad was een waardige afsluiting van Vibrant Gujarat, zoals de slogan van het toerisme-bureau luidt. Het was lang geleden dat ik India zo intens beleefd heb, en we waren hard toe aan een rustigere fase om het allemaal te laten bezinken. Geen beter moment, geen betere plek daarvoor dan onze vrienden in het zuiden.
De grootte en diversiteit van India werd er nog maar eens mee onderstreept. De taal en ethniciteit van de noord Indiërs is verwant aan die van Europa; de zuid Indiërs behoren tot de Dravidische groep. Hoewel Moslims ook in Gujarat een minderheid zijn, zijn ze daar veel zichtbaarder aanwezig, zowel in de architectuur als in straatbeeld en kledij – wellicht dankzij een paar eeuwen Moghul heersers.
Gujarat is semi-woestijn ipv tropisch. Graan en katoen ipv rijstvelden en kokosplantages; kamelenkarren ipv ossenkarren; de infrastructuur was beter; het weggedrag was veel beter (lees: minder suicidaal dan in het zuiden).
De dames in Gujarat waren gemiddeld moderner gekleed en gekapt, spijkerbroeken waren geen uitzondering. De mensen spraken minder Engels, maar waren spontaner en opener, dus je maakte toch sneller een praatje met ze. Overigens waren ze overal even vriendelijk als je ze eenmaal beter leerde kennen.
De koffie (slappe nescafe) in het noorden haalde het niet bij de echte filterkoffie in het zuiden. Maar de Gujarati thali's waren dan weer veel lekkerder dan de Tamil meals.